Elke zwangere vrouw kan kiezen voor screening op het syndroom van Down. Uw ongeboren kind wordt gecontroleerd op een verhoogd risico op deze ziekte. U kunt kiezen tussen de NIPT (Niet-Invasieve Prenatale Test) en de combinatietest. Deze tests laten zien of uw kind een normaal aantal chromosomen heeft. Alle zwangere vrouwen krijgen met 20 weken een echo. Bij deze test kijken ze onder andere naar de dikte van de nekplooien, wat een indicatie kan zijn voor dons. De NIPT kan worden uitgevoerd vanaf de elfde week van de zwangerschap en de combinatietest vanaf de negende tot en met de veertiende week van de zwangerschap, terwijl de 20-wekenecho vanaf de twintigste week van de zwangerschap wordt uitgevoerd. Daarom zijn NIPT en de combinatietest al voor de zwangerschap mogelijk. Deze tests zijn dus meer geschikt als u er vroeg achter wilt komen of uw kind het syndroom van Down heeft, bijvoorbeeld of het een verhoogd risico heeft.
NIPT-test
Bij de NIPT wordt bloed afgenomen bij de zwangere vrouw. Het bevat cellen van de moeder, maar ook van de placenta. Het DNA van de placenta is bijna altijd hetzelfde als het DNA van de baby. Deze wordt onderzocht op chromosomale afwijkingen. Lees er hier meer overNIPT.
combinatie test
De combinatietest is minder betrouwbaar dan de NIPT. Een bloedonderzoek bij de zwangere vrouw en een echografie bepalen de kans dat de baby een chromosomale afwijking heeft. De bloedtest zoekt naar bepaalde stoffen in het bloed die kunnen wijzen op een kind met het syndroom van Down. Tijdens de echo kijkt de arts naar de dikte van de nekplooi. Als uit de combinatietest blijkt dat u een hoger risico loopt, kunt u toch een NIPT ondergaan. Deze wordt dan teruggestort. Lees er hier meer overcombinatie test.
Vlooientest of vruchtwaterpunctie
De NIPT, combinatietest en echo geven geen uitsluitsel. Als er op deze testen een indicatie is van het syndroom van Down, kunt u eenChorionzotten biopsievonVruchtwaterpunctieIk heb het gedaan.
Tijdens vlokkentest verwijderen artsen cellen uit de placenta via de vagina of buik van de zwangere vrouw. Tijdens een vruchtwaterpunctie wordt een naald door de buikwand van een zwangere vrouw geduwd om vruchtwater uit de baarmoeder te verwijderen. Vlokkentest levert DNA van de placenta op, dat bijna altijd hetzelfde is als dat van de baby. Vruchtwaterpunctie levert DNA van de baby zelf. Het nadeel van deze twee testen is dat er weinig risico isspontane abortiekomt voor. De andere testen hebben dit risico niet.
Genetische tests voor het syndroom van Down
Als het hieronder is, controleer dan of het een iserfgenaamvariant of niet Op deze manier kan worden bepaald of er een mogelijkheid is dat ouders in een volgende zwangerschap een grotere kans hebben op een kind met het syndroom van Down. Deze genetische test wordt uitgevoerd in een klinisch genetisch centrum. Ouders kunnen op aanraden van hun arts, vroedvrouw of op eigen initiatief komen.
na de geboorte
Soms is tijdens de zwangerschap niet (zeker) vast te stellen dat uw kind het syndroom van Down heeft. Als een kind wordt geboren met het syndroom van Down, is dit te herkennen aan de uiterlijke kenmerken van de baby. De diagnose Downsyndroom wordt bevestigd door een chromosoomtest (karyogram). Er wordt gekeken of het kind werkelijk 47 in plaats van 46 chromosomen heeft. Bij deze test wordt ook gekeken of erfelijkheid een rol speelt. Ook kan het risico worden bepaald dat gezinsleden een kind krijgen met het syndroom van Down.
Als blijkt dat de baby het syndroom van Down heeft, worden aanvullende tests uitgevoerd om te controleren op andere geboorteafwijkingen. Baby's met het syndroom van Down hebben een verhoogd risico op onder andere hartaandoeningen en gastro-intestinale problemen. Wanneer ze worden gediagnosticeerd, kunnen ze indien nodig soms operatief worden gecorrigeerd.
Elke zwangere vrouw kan kiezen voor screening op het syndroom van Down. Uw ongeboren kind wordt gecontroleerd op een verhoogd risico op deze ziekte. U kunt kiezen tussen de NIPT (Niet-Invasieve Prenatale Test) en de combinatietest. Deze tests laten zien of uw kind een normaal aantal chromosomen heeft. Alle zwangere vrouwen krijgen met 20 weken een echo. Bij deze test kijken ze onder andere naar de dikte van de nekplooien, wat een indicatie kan zijn voor dons. De NIPT kan worden uitgevoerd vanaf de elfde week van de zwangerschap en de combinatietest vanaf de negende tot en met de veertiende week van de zwangerschap, terwijl de 20-wekenecho vanaf de twintigste week van de zwangerschap wordt uitgevoerd. Daarom zijn NIPT en de combinatietest al voor de zwangerschap mogelijk. Deze tests zijn dus meer geschikt als u er vroeg achter wilt komen of uw kind het syndroom van Down heeft, bijvoorbeeld of het een verhoogd risico heeft.
NIPT-test
Bij de NIPT wordt bloed afgenomen bij de zwangere vrouw. Het bevat cellen van de moeder, maar ook van de placenta. Het DNA van de placenta is bijna altijd hetzelfde als het DNA van de baby. Deze wordt onderzocht op chromosomale afwijkingen. Lees er hier meer overNIPT.
combinatie test
De combinatietest is minder betrouwbaar dan de NIPT. Een bloedonderzoek bij de zwangere vrouw en een echografie bepalen de kans dat de baby een chromosomale afwijking heeft. De bloedtest zoekt naar bepaalde stoffen in het bloed die kunnen wijzen op een kind met het syndroom van Down. Tijdens de echo kijkt de arts naar de dikte van de nekplooi. Als uit de combinatietest blijkt dat u een hoger risico loopt, kunt u toch een NIPT ondergaan. Deze wordt dan teruggestort. Lees er hier meer overcombinatie test.
Vlooientest of vruchtwaterpunctie
De NIPT, combinatietest en echo geven geen uitsluitsel. Als er op deze testen een indicatie is van het syndroom van Down, kunt u eenChorionzotten biopsievonVruchtwaterpunctieIk heb het gedaan.
Tijdens vlokkentest verwijderen artsen cellen uit de placenta via de vagina of buik van de zwangere vrouw. Tijdens een vruchtwaterpunctie wordt een naald door de buikwand van een zwangere vrouw geduwd om vruchtwater uit de baarmoeder te verwijderen. Vlokkentest levert DNA van de placenta op, dat bijna altijd hetzelfde is als dat van de baby. Vruchtwaterpunctie levert DNA van de baby zelf. Het nadeel van deze twee testen is dat er weinig risico isspontane abortiekomt voor. De andere testen hebben dit risico niet.
Genetische tests voor het syndroom van Down
Als het hieronder is, controleer dan of het een iserfgenaamvariant of niet Op deze manier kan worden bepaald of er een mogelijkheid is dat ouders in een volgende zwangerschap een grotere kans hebben op een kind met het syndroom van Down. Deze genetische test wordt uitgevoerd in een klinisch genetisch centrum. Ouders kunnen op aanraden van hun arts, vroedvrouw of op eigen initiatief komen.
na de geboorte
Soms is tijdens de zwangerschap niet (zeker) vast te stellen dat uw kind het syndroom van Down heeft. Als een kind wordt geboren met het syndroom van Down, is dit te herkennen aan de uiterlijke kenmerken van de baby. De diagnose Downsyndroom wordt bevestigd door een chromosoomtest (karyogram). Er wordt gekeken of het kind werkelijk 47 in plaats van 46 chromosomen heeft. Bij deze test wordt ook gekeken of erfelijkheid een rol speelt. Ook kan het risico worden bepaald dat gezinsleden een kind krijgen met het syndroom van Down.
Als blijkt dat de baby het syndroom van Down heeft, worden aanvullende tests uitgevoerd om te controleren op andere geboorteafwijkingen. Baby's met het syndroom van Down hebben een verhoogd risico op onder andere hartaandoeningen en gastro-intestinale problemen. Wanneer ze worden gediagnosticeerd, kunnen ze indien nodig soms operatief worden gecorrigeerd.